Het Maankwartier als Hoog Catharijne

Naar aanleiding van De slag om Nederland: Parkstad 2: Maankwartier, 23 april 2012

Het Maankwartier als Hoog Catharijne. Kunstenaar en ontwerper Michel Huisman kwam woorden tekort om deze vergelijking af te wijzen: Als je met je vrouw naar bed gaat, is dat toch ook niet hetzelfde als naar de hoeren gaan. Dat klopt natuurlijk, maar ik snap de vergelijking met Hoog Catharijne ook wel: een enorm complex rond het station zodat je de stad niet verder in hoeft. Een afwerkplek voor kooppubliek dus. Lees verder “Het Maankwartier als Hoog Catharijne”

Hoe gekleed naar het CDA-congres?

Naar aanleiding van het CDA-conges op 2 oktober 2010

Wat mij opviel aan al die congresgangers was dat ze goed gekleed waren. Dat geldt zowel voor de dames als voor de heren. Voor de heren was een kostuum of colbertje niet ongebruikelijk, voorzien van een kleurig of een meer ingetogen shirt, al dan niet met stropdas. De dames waren vrouwelijk gekleed: Jurken en fleurige blouses, veelal met abstracte motieven, afkomstig uit de duurdere damesmodezaak. Het gaf al met al een indruk van mondigheid, van beschaving, van ontwikkeling, van beheersing. Lees verder “Hoe gekleed naar het CDA-congres?”

Ramses Shaffy als calvinist

Naar aanleiding van Nova, 2 december 2009

Shaffy gedroeg zich dan wel niet als de ideale schoonzoon, maar wel als de ideale allochtoon, zoals blijkt uit het fragment waarin Ramses Shaffy zijn dankbaarheid betoont aan de gemeenteambtenaren nadat hij een Nederlands paspoort had mogen ontvangen.

Toch is Shaffy opgegroeid binnen een Nederlands gezin. Waarschijnlijk heeft hij als kind regelmatig de kerk van binnen gezien. Volgens Louis van Dijk bevat de muziek van Shaffy calvinistische elementen. Inderdaad getuigen nummers als ‘Cantate’, ‘Bid, vecht, huil, lach werk en bewonder’, ‘Sammy’ en ‘We zullen doorgaan’ van een hooggestemdheid die in protestantse kerkenzang is terug te vinden. In die zin zou je de muziek van Shaffy als een soort Nederlandse gospel kunnen beschouwen. Wat wij dus uiteindelijk aan Shaffy bewonderen is niet zozeer zijn exotisme als wel de draai die hij aan het calvinistische levensgevoel wist te geven.

Mijn favoriete Shaffy-nummer? ‘Laat me’.

De kwetsbaarheid van culturen

Naar aanleiding van Nova, 7 september 2009 

Het latijnse cultura stamt af van colere waarvan de eerst genoemde betekenis in mijn etymologisch woordenboek is: het land bebouwen. Veel cultuurwetenschappers denken dat ze een sociale wetenschap bestuderen, maar dat berust op een misverstand. Cultuur betekent in eerste instantie hoe mensen de wereld om hen heen bewerken, verzorgen, vormgeven. Toegegeven mensen doen dat in sociaal verband, en ook toegegeven mensen behoren zelf ook tot de wereld die ze bewerken, desalniettemin gaat cultuur om meer dan over de verhoudingen tussen mensen onderling.

Wanneer men zich bedenkt dat waarden en normen een belangrijke rol binnen een cultuur spelen, zou je ook van eco-nomie kunnen spreken: het op een uitgewogen manier (nomie) met de omgeving (eco) omgaan. Boze tongen beweren dat waarden over kwaliteit gaan, waar normen kwantiteit betreffen (of omgekeerd). Wie beide woorden evenwel nader beschouwd, zal moeten toegeven dat zowel waarden als normen over kwantiteit gaan. De waarde van een stuk antiek kun je bijvoorbeeld in euro’s uitdrukken. Ook de snelheidsmeter in uw auto geeft een bepaalde waarde aan. Het begrip norm specificeert welke waarde(n) onder bepaalde omstandigheden als wenselijk wordt beschouwd. Binnen de bebouwde kom mag je niet harder rijden dan 50 km per uur. Mensen die werken in de openbare sector mogen niet meer verdienen dan Balkenende.

In Franse wijnbouw nu, worden de waarden en normen door de klimaatsverandering flink door elkaar gehusseld. De streektypische oplossingen om goede wijn te maken, worden danig op de proef gesteld. Hier en daar zal dat best tot een geschikte nieuwe oplossing leiden. Grosso modo, zo is de voorspelling, zal de wijnbouwcultuur in Frankrijk toch te lijden hebben onder de klimaatsverandering. Over de kwetsbaarheid van culturen gesproken.

Gezocht kunstenaar/conservator m/v

Naar aanleiding van Nova, 13 juli 2009 

Typisch dat Ann Goldstein opgeleid is als kunstenares en niet als kunsthistoricus of kunstfilosoof. Bij Marres in Maastricht is ten aanzien van de aanstelling van een conservator laatstelijk eenzelfde keuze gemaakt. Blijkbaar is dat tegenwoordig de trend bij museums voor hedendaagse kunst. Het ziet ernaar uit dat ook in de kunstwereld de hoogtijdagen van het postmodernisme voorbij zijn, en dat men kiest voor een zienswijze op moderne kunst voorbij de theorie.

In zekere zin betekent dit een terugkeer naar het handwerk van de kunstenaar, waarbij evenwel gezegd moet worden dat het handwerk juist binnen de moderne kunst zeer divers is. Het is ook een terugkeer naar de subjectieve beleving van de kunstenaar, een soort ervaringsdeskundigheid waar een kunsthistoricus of filosoof zich niet op kan beroepen. Het heeft ook iets van daadkracht: Ziezo, we schuiven alle theorie aan de kant en gaan gewoon aan de slag.

Een consequentie van deze benadering is dat de conservator zelf tot kunstenaar wordt. Die kans is bij Ann Goldstein aanwezig als je je bedenkt dat ze een expositie heeft gemaakt over Martin Kippenberger die als kunstenaar niet zelf schildert, maar aan andere kunstenaars een gerichte opdracht tot schilderen geeft, om vervolgens zelf het auteurschap van dat schilderij op te eisen. Waar houdt dan het werk van de kunstenaar op en begint het werk van de conservator? Kunstenaar en conservator benaderen elkaar wederzijds, zoals je in zand met twee handen naar elkaar toe kunt graven.

Dat leidt volgens mij uiteindelijk tot de institutionalisering van de kunst in een soort kunstproducerende organisaties. De objectieve grondslag van de kunst wordt dan niet meer gevonden in een kunsttheorie of een kunstfilosofie, maar in het gegeven dat je als kunstenaar gewoon een baan kan verwerven om opdrachten uit te voeren. Kuntenaar ben je als je als kutenaar op de loonlijst staat.

Consequent cultuurrelativisme

Frans Timmermans stelt begin juli 2009 in de Volkskrant (artikel niet meer kunnen achterhalen) dat er vrouwen zijn die hun gezicht bedekken met boerka of nikab als uiting van trots op hun identiteit. Het uiten van identiteit ziet hij automatisch als een uiting van emancipatie, dus als nastrevenswaardig. Ik vraag me evenwel af om welke identiteit en om welke emancipatie het hier gaat. Ik neem aan dat hij niet de emancipatie als vrouw bedoelt. Het gaat hier eerder om de emancipatie als religie of, algemener gesteld, om de emancipatie van een cultuur waarin die religie voortkomt. Timmermans vindt het dragen gezichtsversluierende kleding emancipatoir, blijkbaar omdat hij het cultuurrelativistische standpunt huldigt dat alle culturen gelijkwaardig zijn.

Hij ontpopt zich bovendien als beschermheer van de multiculturele samenleving, omdat zijn standpunt impliceert dat alle mogelijke culturen binnen het grensgebied van Nederland recht op bescherming hebben. Nu is er allerlei kritiek op het cultuurrelativisme mogelijk, maar als we het cultuurrelativisme voor deze gelegenheid toch voor lief nemen, dan blijkt het zich slecht te verdragen met de idee van de multiculturele samenleving.

Cultuurrelativisme is een vorm van conservatisme (zie het boek van Paul Scheffer). Het zegt: Val een cultuur niet lastig met vreemde elementen, want het tast haar authenticiteit aan. Een cultuur is namelijk een samenhangend, holistisch geheel. Elke invloed van buitenaf, hoe gering ook, heeft vanwege deze holistische samenhang een veel grotere doorwerking dan je op het eerste moment zou verwachten.

Als vreemde culturen nu via hun cultuurdragers naar Nederland komen, dan zou je op basis van het cultuurrelativisme voorspellen dat die culturen hier niet kunnen voortbestaan vanwege een overdaad aan cultuurvreemde invloeden. Een nikab in Nederland is net zoiets als carnaval in Middelburg. Dat voelt gewoon niet prettig aan (zelfs Zeeuwen vinden carnaval in Limburg of Brabant veel leuker dan in de eigen provincie).

Dan nog probeert Timmermans die vreemde cultuur in Nederland in naam van de emancipatie der culturen  in stand te houden. Was een cultuurdraagster in het land van herkomst gewend een nikab te dragen, dan moet dat ook in Nederland kunnen. Desnoods veranderen we Nederland naar het voorbeeld van de cultuur die de nikab heeft voortgebracht, lijkt de consequentie. Maar dan tast je vanwege de holistische samenhang van die uitheemse cultuur, de authenticiteit van de eigen cultuur aan. Het is deze holistische invloed van andere culturen op de Nederlandse samenleving die Timmermans onderschat als hij het dragen van boerka en nikab in Nederland een volstrekt marginale kwestie noemt.

Als je de authenticiteit van andere culturen wenst te beschermen, dan moet je ook bereid zijn de authenticiteit van je eigen cultuur te beschermen. Dan ben je als cultuurrelativist tenminste consequent.

Onder een hoedje spelen

Naar aanleiding van Nova, 25 juni 2009

Om de boodschap van Freek de Jonge los van zijn humor te bezien, kun je het beste naar zijn optredens in talkshows kijken. Dan krijg je louter de boodschap zonder humor. Dan blijkt ook dat die boodschap behoorlijk humorloos is.

Laten we als voorbeeld de aanvaring nemen die De Jonge een aantal maanden geleden had met Peter R. de Vries. In de reportage komt hij daar nog op terug. Hij geeft toe dat het wel wat beredeneerder had gekund, maar hij gaat er wel vanuit dat hij al redenerend tot zijn boodschap was kunnen komen. Maar wat is die boodschap dan? Tijdens de bewuste uitzending van Pauw & Witteman was de boodschap dat De Vries onder een hoedje speelt met crimineel Nederland. De misdrijven die De Vries oplost, zouden enkel geïsoleerde zaken betreffen die de georganiseerde criminaliteit niet raken, maar die vooral dienen om politie en rechtspraak in diskrediet te brengen.

In de Nova reportage werd dat iets van: Niet iedereen kan zomaar op onderzoek uitgaan, want dat ondermijnt het vertrouwen in politie en rechtspraak. De belangrijkste verdachtmaking, namelijk dat De Vries onder een hoedje zou spelen met de georganiseerde criminaliteit, kwam niet meer aan de orde. Wat dan overblijft is dat de overheid niet bekritiseerd mag worden, zelfs niet met feiten die in een rechtszaak als bewijs kunnen dienen. Dat een confrontatie met onwelgevallige feiten louterend kan werken op het juridisch systeem, komt blijkbaar niet bij De Jonge op. Iedereen moet maar blijven geloven dat de overheid het goed doet. Freek de Jonge lijkt hier wel een representant van het DDR systeem, of om een recenter voorbeeld te gebruiken, van de Islamic Republic of Iran.

Conclusie lijkt te zijn dat je om de grappen van De Jonge hartelijk mag lachen, maar dat je zijn moraal toch niet al te serieus hoeft te nemen. Dat was ook jaren geleden zo ongeveer het oordeel van Toon Hermans. De Jonge is typisch iemand die zich al moreel is gaan uiten voordat zijn moraal ontwikkeld was. Inderdaad waarschijnlijk het gevolg van zijn opvoeding in een domineegezin. Daardoor krijgt zijn moraal iets dramatisch, iets onvervulds. Het is een schreeuw om iets dat er niet is.

Bekeerd cultuurrelativist Obama zich tot universalisme?

De Newyork Times meldt vrijdag: On Friday, both houses of Congress threw full support behind the rights of protesters to challenge the election results. In the House, lawmakers voted 405 to 1 to adopt a nonbinding resolution condemning the violence against demonstrators. The Senate passed a similar resolution later in the day. “This resolution is not about American interests,” said Representative Howard L. Berman, a California Democrat who is the chairman of the House Foreign Affairs Committee. “It’s about American values, which I believe are universal values: the values of the rule of law; of participatory democracy; about individual liberty and about justice.”

De Volkskrant meldt zaterdagavond 20 juni 2009 dat het witte huis die dag een verklaring heeft uitgegeven waarin Obama de regering van Iran oproept te stoppen met alle gewelddadige en onrechtvaardige acties tegen haar eigen volk. Saillant is de motivatie tot deze oproep: ‘De universele rechten op vergadering en vrije meningsuiting moeten worden gerespecteerd.’ Zou Obama onder druk van het parlement een cultuurrelativistische benadering hebben opgegeven?

Multimedia over geschiedenis hoeven niet in een gebouw

Naar aanleiding van Nova, 27 mei 2009 

Directeur Schilp toont via extern onderzoek aan dat het door de Tweede Kamer verkozen plan toch niet zo’n goed plan is. Dan is het begrijpelijk dat de Tweede Kamer haar besluit heroverweegt. Terug naar af, zoals Boris van de Ham zegt.

Maar, vraag ik me af, is het parlement niet al een keuze voor een museum in de maag gesplitst door haar te laten kiezen uit drie opties? En, is dan de vervolgvraag, is een keuze voor een museum wel de meest doelmatige manier om de bevolking in den brede in contact te brengen met de (vaderlandse) geschiedenis? Ik meen dat er veel doelmatigere methoden zijn te bedenken dan een museum.

Waarschijnlijk wordt het nog te realiseren museum niet volgestouwd met voorwerpen uit vervlogen tijden, maar volgehangen met multimedia. Veelal zullen dat filmbeelden en animaties (zoals in computergames) zijn. Dan is mijn vraag waarom al die multimedia perse in een gebouw gesitueerd dient te worden. Is het niet veel effectiever om al dat materiaal via internet, dvd, blue ray, en, niet te vergeten, televisie ruimschoots ter beschikking te stellen, zodat de beoogde doelgroepen er ook daadwerkelijk mee in aanraking komen?

Neem bijvoorbeeld de schoolgaande jeugd. In hun hele schoolcarrière zullen ze het museum niet vaker bezoeken dan dat ze nu Artis bezoeken. Dat zal één hooguit twee keer het geval zijn. Als er evenwel beeldmateriaal breed beschikbaar komt, dan kunnen leraren geschiedenis het hele jarenlange onderwijsprogramma  daar les in les uit mee illustreren. En als leerlingen zich een bepaald onderwerp niet meer zo goed voor de geest kunnen halen, dan bekijken ze het gewoon via internet nog eens.

Er bestaat trouwens voor geen enkel vak zoveel beeldmateriaal dan voor geschiedenis. Neem bijvoorbeeld het uitzendingenarchief van Andere Tijden of van In Europa. Op basis van dat materiaal kun je inzoomen op talloze onderwerpen uit de nieuwste geschiedenis. Charles Groenhuijsen heeft afgelopen jaar ook nog een serie gepresenteerd over de geschiedenis van de prehistorie tot heden in vijf of zes uitzendingen. Heel toegankelijk, zelfs voor de onderbouw. Wat ik maar wil zeggen: Er is heel veel, en wat er nog niet is, kan gemaakt worden. Maar maak het vervolgens gewoon breed toegankelijk. Dan heb je in principe geen gebouw nodig, hoe mooi dat ontwerp van Francine Houben ook is.

Wat ik trouwens wel een goed idee vind, dat is om allerlei historische locaties bij het project te betrekken. Daar kun je ook historische stukken tentoonstellen. Via multimedia kun je die plekken alvast verkennen, maar als je daadwerkelijk naar zo’n plek gaat, wordt je terplekke wegwijs gemaakt via diezelfde multimedia. Als kind heb ik bijvoorbeeld nooit geweten hoeveel geschiedenis zich in een straal van pak ‘m beet 30 kilometer rondom mijn ouderlijk huis heeft afgespeeld. Dat gaat echt van de diepe prehistorie, via de Romeinen en de Middeleeuwen tot de recente geschiedenis aan toe. Je zou bijvoorbeeld in de onderbouw (geen examenstof) een schooljaar lang de geschiedenis kunnen beschrijven aan de hand van  historische locaties in de omgeving. Dan gaat geschiedenis niet alleen leven. Dan raak je verbonden met de geschiedenis.

Westerns als historisch perspectief

Naar aanleiding van Nova, 18 mei 2009 

Iedere Amerikaan is een beetje soldaat, in ieder geval op zijn eigen erf. Dat heeft veel te maken met de geschiedenis van de VS als pioniersland.

In de pionierstijd was de overheid niet overal sterk genoeg om land, leven en eigendom te verdedigen. Daarom dat de overheid beroep moest doen op burgers om politie- en legertaken uit te voeren. Dat is goed te zien in westerns, hoe onvolmaakt deze ook in historisch opzicht mogen zijn.

Dikwijls zie je in een western dat een sheriff hulp nodig heeft om dieven te bestrijden. Hij moet dan hulptroepen  ronselen onder de bevolking. Als de bende erg machtig is, dan lukt dat dikwijls niet. Dan moet hij het in eerste instantie alleen, of met enkele getrouwen tegen de bandieten opnemen. Omdat westerns meestal een happy end kennen, overwint de sheriff na een eenzame strijd, waarna hij alsnog bijval van de bevolking krijgt.

Bij andere westerns zie dat de burgerbevolking het aan de stok krijgt met andere bevolkingsgroepen, meestal indianen of Mexicanen. De burgers moeten zich dan bijeenscharen om zich te weer te stellen tegen de aanvallers. Dikwijls zie je dan dat er spontaan een leider opstaat die de strijd tegelijkertijd aanmoedigt en organiseert. Meestal is dit volksverzet evenwel niet voldoende om de strijd definitief te winnen. Dat gebeurt pas als uiteindelijk toch een legerbataljon arriveert. Doorgaans kondigt trompetgeschal de komst van het bataljon aan, hetgeen leidt tot een zucht van verlichting bij de strijdende bevolking.

Omdat de VS een historie kent waarbij de bevolking betrokken is bij politie- en legertaken, doen Amerikanen moeilijk afstand van hun recht op wapenbezit, ook al leidt jaarlijks tot veel slachtoffers.

Wij/zij-denken hoort bij professionele moraal van militair

Naar aanleiding van Nova, 16 mei 2009 

Wat zei die soldaat die een kruisteken sloeg alvorens hij het pantservoertuig instapte nu precies?

Volgens de ondertiteling zei hij: ‘Voor ik het kamp uitga, sta ik even stil bij m’n gezin en m’n dierbaren, en vraag ik God om steun. Dan vraag ik of Hij iedereen, niet alleen mij veilig wil terugbrengen.’

In werkelijkheid had hij het over ‘bidden dat God aan onze kant staat’ en over ‘vragen of God niet alleen hem maar het hele team veilig wil terugbrengen’.

Verschil zit ‘m erin dat hij in werkelijkheid van God partijdigheid vraagt. Dat kun je als een professionele moraal beschouwen, omdat wij/zij denken voor een militaire organisatie nu eenmaal onoverkomelijk is. Ook toonde de soldaat een professionele moraal, in die zin dat hij niet alleen voor zijn eigen behoud maar voor dat van het team bad. Als hij alleen voor zijn eigen behoud had gebeden, kon hij daar niet de moraal uit kan putten om zichzelf in gevaar te brengen op het moment dat zijn medesoldaten in nood verkeren.

Herontdek de historische stad

De ideale stad bestaat al. Dat is de historische stad. Dat is een biotoop waar mensen zich in thuis voelen. Eigenlijk gaat het erom de principes van de historische stad steeds opnieuw vorm te geven. Het wiel moet dus keer op keer uitgevonden worden.

Nederland heeft veel historische steden. De stad waar ik woon, Maastricht, is er een van. Ik gebruik Maastricht als voorbeeld van wat er goed en fout kan gaan.

Geen groots totaalplan

De laatste jaren wordt er veel vertimmerd aan de binnenstad, alsof Maastricht een oud pand is dat in zijn geheel verbouwd wordt volgens de inzichten anno 2005. Het nadeel hiervan is dat je een totaalplan over de stad laat razen. Nu lijkt het nog bij de tijd, maar over 10 jaar vraagt het om een nieuw totaalplan volgens de dan heersende inzichten. De fout die gemaakt is, is dat gezondigd is tegen het principe van de historische stad die min of meer organisch, stukje bij beetje aangroeit. Dat proces kun je stedenbouwkundig simuleren de stad te ontwikkelen via meerdere kleine projecten die onafhankelijk van elkaar staan, met voldoende leertijd ertussen om nieuwe inzichten te laten doordringen en zo de verscheidenheid in stand te houden.

Niet ondertunnelen maar onderbruggen

Hoe de verkeersstromen door en langs de stad te leiden is een majeur probleem voor elke stad.

Lange ondergrondse tunnels blijken steeds weer technische problemen op te leveren. Waar ik op wil wijzen is dat ondertunneling ook tot stedenbouwkundige rigiditeiten leidt. Even een beetje anders, leidt in de toekomst steeds weer tot grote ingrepen. In Maastricht wil men de A2 ondertunnelen. Die oplossing wordt veel minder fraai als wordt voorgespiegeld. Beter is om de Luikse methode van ongelijkvloerse kruisingen opnieuw uit te vinden. Belangrijk is dat men zich afvraagt hoeveel meter weg ondertunnelt kan worden voordat er hele luchtafvoersystemen toegepast moeten worden. Dat zijn waarschijnlijk zo’n 200 meter. Wat men kan doen is de hoofdwegen zoveel mogelijk verdiept aanleggen en deze in ruime mate overbruggen met bruggen tot 200 meter breed. Geluidshinder wordt gereduceerd. De stad wordt leefbaar en bereikbaar. Het verkeer zit de stad niet in de weg op relatief eenvoudige, en daarom elegante manier.

Fietsroutes de stad in en uit

Binnen de stad moet je prettig kunnen fietsen. Mijn ervaring daarbij is dat het niet fijn is om langs grote verkeersslagaders te fietsen, ook al zijn deze voorzien van riante fietspaden. Van de andere kant is het ook niet mogelijk een fietsroute systeem te maken dat enkel voor fietsen bestemd is. Stedenbouw is nu eenmaal woekeren met de ruimte. Een oplossing is om fietsroutes te laten lopen door woonwijken over wegen waar enkel plaatselijk autoverkeer mogelijk is. Belangrijk is dat het om doorgaande routen gaat. Belangrijk is dus voorzieningen te treffen van hoe bijvoorbeeld de ringweg overgestoken kan worden. Ook dient de binnenstad met de fiets doorkruisbaar te zijn. In Maastricht is daar geen rekening mee gehouden door de hele binnenstad te voorzien van kinderkopjes, die bepaald niet fietsvriendelijk zijn. Ook is niet erover nagedacht hoe fietsers het voetgangersdomein kunnen oversteken. Zoals in veel steden worden fietsers geacht om het voetgangersdomein heen te rijden. Waar er fietsroutes zijn van de wijken naar de binnenstad, daar is het een kleine moeite om die fietsroutes door te trekken naar de natuur om de stad. Maastricht heeft voldoende mooie natuur om zich heen om via prettige fietspaden te ontsluiten.

De wijk als dorp uitgekristalliseerd

In Maastricht zijn voormalige dorpen in de loop der tijd opgeslokt door de stad. Dat zal ook in andere steden geen onbekend verschijnsel zijn. Wat nu opvalt is dat wijken die uit voormalige dorpen zijn ontstaan meer sociale samenhang vertonen dan wijken die uit het niets uit de grond gestampt zijn. De oplossing zou dus zijn de herontdekking van het dorp op wijkniveau. Die oplossing is voor een deel architectonisch van aard, waarmee niet bedoeld is een terugkeer naar boerenbouwstijlen. Wat een dorp karakteristiek maakt is dat toevalligheden ooit zomaar hebben kunnen plaatsvinden, Een dorp is daarom zoals het is. Je zou dat toeval moeten opnieuw moeten creëren, om er vervolgens omheen te kristalliseren. Enkele goede gebouwen, goed gesitueerd ten opzichte van elkaar als kristallisatiepunt. Daarnaast is belangrijk dat de wijk net als het dorp een functioneel geheel vormt. Allerlei voorzieningen dienen op wijkniveau voorhanden te zijn, min of meer op of rond het kristallisatiepunt.

Sinds we zelfbewust zijn, valt er wat te lachen

naar aanleiding van Nova, 6 mei 2009 

Humor is veel moeilijker dan drama,” zegt Cleese. Dat komt omdat humor zich alleen kan bewijzen met onmiskenbaar gelach.

Omdat echt leuk moeilijk is, is het ook zeldzaam. Op zoek naar wat leuk blijft, kom ik altijd uit op onmiskenbare klassieken. Maar zelfs daar valt nog wel een en ander af te dingen.

Het kan natuurlijk ook aan mijn tekort aan humor liggen, maar veel humoristisch bedoelde programma’s werken niet echt op mijn lachspieren. Zeker niet als we het ingeblikte ‘voorlachen’ even wegdenken.

Fawlty Towers is natuurlijk om te gillen, maar Monty Python ook? Dat was creatief, vindingrijk, hilarisch, maar … echt om te lachen? Ik heb wel eens wat uitzendingen in de herhaling gezien. Echt veel gelachen heb ik niet.

Mr. Bean is om je te bescheuren. Black Adder daarentegen is natuurlijk heel knap, maar dan vooral omdat het dermate propvol met grappen zit, dat het moeite kost om het allemaal bij te benen. Met Black Adder leuk vinden, bewijs je vooral hoe knap jezelf bent.

Om Debiteren – crediteuren heb ik indertijd regelmatig moeten lachen. In elke uitzending van 20 minuten zat wel een goede grap. Maar een drie uur lange selectie van het beste van Van Kooten & De Bie heeft mij slechts een enkel maal doen glimlachen. Moralisme in een hilarisch jasje, dat vond ik ervan.

Nieuw voor mij was dat tijdens de opnamen van Fawlty Towers John Cleese en tegenspeelster Prunella Scales in het echte leven met elkaar in echtscheiding lagen. Misschien heeft humor wel een dergelijke lading vanuit de eigen situatie nodig. Echt leuke humor gaat altijd over jezelf.

Humor veronderstelt dat je vanuit een derdepersoon perspectief naar jezelf kunt kijken. Dat relativeert als vanzelf. Humor gaat dus samen met zelfbewustzijn. Of beter: Sinds we zelfbewust zijn, valt er wat te lachen.

Zelfbewust worden we ten volle in je kleutertijd. Daarom heeft echt leuke humor altijd iets … kleuterachtigs.

‘Ruïneren’ als ruwe variant van restaureren

Naar aanleiding van Nova, 2 mei 2009 

Dat kunst het antwoord moeten zijn voor Detroit,  is natuurlijk te simpel gesteld Zo’n piramide is natuurlijk wel leuk. Maar van kunst een bestaan opbouwen is geen sinecure. Naast kunstenaarschap kan ondernemerschap niet ontbeerd worden.

Als je vraagt hoe je waarde kunt toevoegen aan een vervallen stad, dan vraag je eigenlijk: hoe zo’n stad opnieuw een economisch bestaan te geven. Economie dat gaat over waarde genereren. Als die economie evenwel geheel buiten de bestaande economie van brood verdienen om moet bestaan, dan is dat een overtrokken doelstelling. Dan is het niet haalbaar.

Je zou een aanbod moeten hebben voor mensen met weinig geld, maar die wel de inzet en de creativiteit hebben om op basis van eigen werkzaamheid hun eigen woon- en werkomgeving te creëren. Rechten en plichten  van deelnemers dien je vast te leggen in een contract.

Me beperkend tot de architectonische kant van de zaak, en met een knipoog naar de kredietcrisis zou je het proces “ruïneren” kunnen noemen. Eigenlijk is ruïneren een ruwe variant van restaureren.

Wat ik bedoel, is dat je de fabrieken en gebouwen die in verval zijn, stript tot wat nog de moeite waard is. Bij ruïneren onder invloed van de natuurkrachten, vervallen eerst de zwakke delen. Nu ruïneer je de gebouwen door slechte delen systematisch te verwijderen Dat doe je op basis van een bouwtechnisch en architectonisch oordeel. Wat de moeite waard is, laat in zijn ruwe vorm intact. Vervolgens gebruik je het overblijfsel dat dan ontstaat als basis voor een nieuwe invulling van het gebouw. Omdat het om enorme gebouwen gaat hoeft die invulling niet in een keer te gebeuren. Ook is het niet de bedoeling dat de toekomstige gebruikers van het gebouw een kant en klaar pand afgeleverd krijgen. In overleg wordt de gewenste ruimte afbakent, je krijgt je eigen elektriciteit, water en afvoer en verder ga je zelf aan de slag.

Geleidelijk aan krijgt zo’n gebouwencomplex dan een nieuwe invulling. Iets vergelijkbaars kun je ook doen met zwaar verpauperde wijken.

Impressionistisch columnisme

Naar aanleiding van Nova, 23 april 2009 

‘De mensen zijn verdrietig. De mensen zijn ten einde raad.’antwoord Martin Bril op de vraag waarom mensen naar beneden kijken. Daar klopt natuurlijk niks van. Mensen kijken omlaag om te verkennen waar ze lopen. Bovendien zijn mensen anatomisch zo gebouwd dat omhoogkijken spanning in de nek oplevert.

Interessant is Bril als hij het over zijn schrijverschap heeft. Zijn specialiteit is beschrijven wat hij ziet, met zo min mogelijk duiding. Hij abstraheert dus niet alleen de vorm (minder bijvoeglijke naamwoorden), maar ook de betekenis. Meningen interesseren hem niet.

Wel kiest hij overduidelijk voor het genre van columnist. Typisch aan dit genre is dat een onderwerp gekozen wordt om op te reageren. Bril koos een onderwerp om vervolgens zo goed mogelijk zijn gewaarwording weer te geven, zonder al te veel waarde te hechten aan de interpretatie ervan.

In mijn ogen is Bril gewoon een impressionist. Toch eens een paar van zijn columns lezen. Ter nagedachtenis, zullen we maar zeggen.

Waarom is het schilderij ‘De bocht van de Herengracht’ van Gerrit Berckheyde mooi?

Naar aanleiding van Nova, 17 april, 2009

Er zijn twee elementen die ik kan traceren.

Om te beginnen is het een ‘hoorbaar’ schilderij. Je hoort als het ware de echo van de paardenhoeven, het geroezemoes van keuvelende mensen, de roeispanen in het water, af en toe het geluid van het laden en lossen van de vrachtboten. De vraag is hoe dit effect wordt bewerkstelligd. Ik denk niet enkel door middel van de genoemde geluidmakende elementen, maar in samenhang met de ruimte van de straat waarin deze geluiden plaatsvinden. Je ziet bij wijze van spreken de echo in de ruimte tussen de gebouwen weerkaatsen.

Het tweede element dat het schilderij mooi maakt, is dat het hier om toentertijd betrekkelijk nieuwe panden gaat. Ook de bestrating ziet er nog nieuw uit. Nieuwbouw zou je tegenwoordig zeggen. Je kunt je voorstellen dat de gracht met zijn panden die mooie lentedag voor het eerst voor de beleving ontdekt werd. Dat wat moeizaam uit de grond gestampt is, krijgt die dag pas de vanzelfsprekendheid van dat het er gewoon is. Een beleving van nieuw, die meer dan driehonderd jaar oud is.

P.S.

Ik wil opmerken dat het schilderij dat via de website te zien is, niet het schilderij is dat in de reportage te zien is. Het schilderij op de website vertoont de bocht van de Herengracht als deze voltooid is, terwijl op het schilderij in de reportage diverse panden er nog niet staan. Blijkbaar heeft Berckheyde de bocht van de Herengracht twee keer geschilderd. Mijn eerdere beschrijving van het schilderij is gebaseerd op het schilderij dat op de website is vertoond. Ik heb daarbij doorgeklikt naar geheugenvannederland.nl om de afbeelding te kunnen vergroten.